In de documentaire ‘Hoe Jordaan uit Haaksbergen verdween’ interviewt plaatsgenoot Rutger Spanjer vijf oud-werknemers over de laatste gloriejaren en uiteindelijke ondergang van dit familiebedrijf. De documentaire is op rondhaaksbergen.nl te beluisteren.
Textielfabriek D. Jordaan en Zonen maakte in de jaren ’30 van de vorige eeuw theedoeken, handdoeken, beddengoed en tafellakens. Daarnaast werden er japonstoffen en voeringstoffen gemaakt. Dit alles onder de merknaam Jorzo en later Jorzolino. In 1960 fuseerde Jordaan met textielfabriek Ter Weeme in Neede, hier werden badhanddoeken geweven. Zo ontstond er een compleet assortiment in huishoudelijke textielproducten.
Het fusiebedrijf blijkt al heel snel niet bestand tegen concurrentie van dichtbij en vooral van verder weg. Jordaan-Ter Weeme gaat 2 jaar later op in de Koninklijke Nederlandse Textiel Unie (KNTU). Een fusie van voornamelijk Twentse familiebedrijven. De KNTU moet tegenwicht gaan bieden aan de grote concurrent in Twente: de Koninklijke Ten Cate.
Noodzaak
‘De KNTU was een concern uit noodzaak’, herinnerde Hendrik Hilderink (i.m.) zich. Daarbij wilde elke afzonderlijke fabrikant natuurlijk graag iemand in de top. Hilderink: ‘Er zijn wel topmensen geweest, maar nooit geen échte topmensen in de top van de KNTU.’ Concurrent Ten Cate spinde er figuurlijk én letterlijk garen bij. ‘Bij Ten Cate hadden ze in die tijd Kroes als leider en dat was een grootheid. Die overzag het en die werd gedragen door het hele concern.’
Henk Boller (i.m) moest als lid van de Ondernemingsraad regelmatig naar vergaderingen van de KNTU. ‘Doar zat dan ’n riege directeuren, de één verdeende nog meer als ’n aander. Toen heb ik wa es vroag; is diss’n top nig veul te zwoar. Nee dat zag ik verkeerd…’ Later bleek dat Boller het nog helemaal niet zo verkeerd zag.
Teveel spinners
Volgens Jan Leppink (i.m), die bij Jordaan op kantoor werkte, was de verhouding van bedrijven binnen de KNTU niet goed. Vlak voor de oprichting haakten twee grote wevers, Blijdenstein-Willink in Enschede en de Veenendaalse Stoomspinnerij en Weverij (VSW) als deelnemers af. Hierdoor waren er binnen de KNTU teveel spinnerijen en te weinig weverijen. Leppink: ‘De wevers waren verplicht om garen af te nemen bij de eigen spinners. Ze betaalden ineens meer voor het garen dan dat ze voorheen op de internationale markt hadden gedaan en de spinners moesten op hun beurt weer concurreren in diezelfde internationale markt.
De KNTU deed door verschillende overnames nog pogingen om het tij te keren. Zo werd midden jaren ’60 onder meer de Enschedese textielonderneming van Menko overgenomen. ‘Dat waren allemaal bedrijven die niet goed liepen, die de KNTU wel even op orde zou brengen. Maar die werden eigenlijk overgenomen omdat de bank daarop aandrong, want die wilde z’n financiële dekking voor deze risicobedrijven kwijt.’ De KNTU en dus ook de textielfabriek van Jordaan hangt eind jaren zestig van de vorige eeuw aan een zijden draadje. Volgende week deel 3 in deze serie.