12:00 Haaksbergen - aangepast om 17:18

‘Mijn vader zat in de schuur als er bezoek langskwam’

Haaksbergenaar Rutger Spanjer publiceerde onlangs een uitgebreide radiodocumentaire over textielfabriek Jordaan. Voor Rond Haaksbergen schrijft hij een serie artikelen naar aanleiding van deze documentaire, die op onze site is te beluisteren.

Veel Haaksbergenaren hebben nog levendige herinneringen aan het opblazen van de schoorsteen van textielfabriek Jordaan in 1974. De hoofdpersonen in mijn documentaire hadden toen al een andere baan gevonden. Zo haalde Henk Boller uiteindelijk zijn pensioen bij Akzo Nobel in Hengelo. Jan Leppink bleef in het dorp werken en werd directeur van Unipro. Hendrik Hilderink kwam in de gemeentepolitiek terecht en zou zich als wethouder gaan bezighouden met de bouw van een middelbare school op de plaats van de fabriek.

Voor dorpsgenoot Hendrik Lammers liep het anders, vertelt zijn zoon Jan Lammers. ‘In 1968 was mijn vader nog gehuldigd voor 40 jaar trouwe dienst. Hij was ervan overtuigd dat hij zijn pensioen zou halen bij Jordaan.’ Dat zou niet gebeuren. Na de sluiting werkte Hendrik Lammers nog kort bij Ter Weeme, maar al snel ging de fabriek in Neede ook dicht. ‘Mijn vader stond met tranen in de ogen te kijken terwijl de schoorsteen van Jordaan neerging, hij kon daar absoluut niet mee omgaan.’, vertelt Jan, terwijl hij ondertussen foto’s van de sloop laat zien.

Schuur

Hobby’s had Hendrik Lammers niet echt en over emoties werd in die tijd nog niet zo gesproken als nu. ‘Mijn vader zat vlak voor zijn dood in de schuur als er bezoek kwam. Hij schaamde zich voor het feit dat hij zonder werk zat. Stel je eens voor: ruim veertig jaar lang ging hij op het fietsje naar het werk. De fabriek was zijn leven. Ook zijn vader, mijn opa, werkte als wever bij Jordaan. Die werkte zelfs nog in de fabriek aan de Enschedesestraat die in 1898 tot de grond toe afbrandde.’ Hendrik Lammers stierf helaas in februari 1975 op relatief jonge leeftijd.

Vakantiewerk

Zelf deed Jan Lammers in de jaren ’60 vakantiewerk bij Jordaan, zoals zoveel Haaksbergse jongeren in die tijd. Hoewel het inmiddels al meer dan vijftig jaar is geleden staat dit hem nog heel helder voor de geest. ‘Zo ver als je kon kijken zag je weefgetouwen. En dat kabaal van die machines! Gehoorbescherming was in die tijd nog niet verplicht. Stofkapjes ook niet. Maar het was toch een portie stoffig in die fabriek.’ Voor een gulden of vijftig in de week draaide Jan samen met andere jongemannen z’n hand niet om voor de meest vieze karweitjes. ‘De stalen verwarmingsbuizen in het ketelhuis maakten we in de zomer schoon, die zaten helemaal vol met roet,’ En niet alleen de buizen in het ketelhuis waren vies, dat gold ook voor de muren bij de toiletten. ‘In de fabriek mocht je in verband met brandgevaar absoluut niet roken. Dat mocht wel op lange banken die tegenover de toiletten stonden.’ Men moest logischerwijs heel vaak plassen. ‘God… wat waren die wanden vergeeld…’, besluit Jan.