
Kerstavond 2017 – Amsterdam Centraal station
Het jongetje
Niemand wist waar hij vandaan kwam.
Niemand kende zijn naam.
Niemand wist hoe oud hij was.
Niemand wist welke taal hij sprak.
Niemand wist of hij wel kon praten.
Niemand wist waar zijn vader en moeder waren.
Niemand wist of hij wel een vader en moeder had.
Het jongetje keek met zijn grote donkere ogen angstig om zich heen. Waar ben ik? Waar is mama? Wat praten al die mensen raar? Wat kijken al die meneren in die blauwe pakken streng. Ik ben toch niet stout geweest? Ik heb toch geen foute dingen gedaan? Ik ben toch steeds braaf bij mama gebleven? Waar zijn mijn vriendjes? Waar is papa? Waarom is het hier zo koud? Waarom moet ik zo’n rare puntmuts op? Waarom hebben al die vreemde mensen zo’n haast? Waarom lacht hier niemand? De agent van de stationspolitie krabde zich achter zijn oren. Dit had hij in zijn 30 dienstjaren nog nooit meegemaakt. Ach, jaren geleden was er een keer een pasgeboren baby te vondeling gelegd. Soms was er in de drukte wel eens een kind zoek, maar altijd meldde zich binnen tien minuten een wanhopige vader of moeder. Maar een buitenlands jongetje van 4-5 jaar al uren alleen? Geen taal noch teken van zijn ouders. En het kereltje zegt ook nog eens een keer helemaal niks! Wat voor harteloos mens laat dit kind alleen, wat zit hier achter?? Zijn ouders zullen toch niet pas in de trein ontdekken, dat ze hun zoontje kwijt zijn? Iedereen in het land sprak er schande van. Pas na dagenlang zoeken werd er dankzij camera-beelden een 39-jarige vrouw opgepakt, die de moeder van het jongetje bleek te zijn. Zij was alleenstaand, verward, verslaafd en zonder vaste woon- of verblijfplaats. Er werd hevig geappt, getwitterd en zoals altijd ano-niem gedreigd en gescholden op de sociale media. Wat een ontaarde moeder! Wat een harteloos wijf! Levenslang opsluiten!
Dertig jaar later… Kerstavond 2047
Amsterdam station Oost
De treinmachinist
Code rood had het KNMI afgegeven. Mensen werd dringend aange-raden thuis te blijven. Een ijzig koude decemberstorm raasde over het land, waar al weken lang een dik pak sneeuw lag. Een gevoels-temperatuur van -30 graden zei de weerman! Joshua zat alleen in de cabine van zijn goederentrein, hopend dat hij Amsterdam Centraal nog zou halen. Er lag veel sneeuw op de rails en hier en daar waren wissels vastgevroren. Hij had zelf ingestemd met deze laatste dienst op Kerstavond. Hij was toch alleen, er zat niemand op hem te wachten en bovendien was het nu rustig op het spoor. Hij had een gevoel alsof hij de laatste mens in Nederland was, die nu nog aan het werk was.
Hij had altijd al een hekel aan de Kerstdagen gehad, een onbestemd gevoel van eenzaamheid en verlating. Onderweg zag hij bevroren boerderijen, dichterbij Amsterdam alle huizen met de gordijnen dicht en werkelijk helemaal niemand op de weg! Hij had moeite om nog enig zicht te houden door de voorruit van zijn cabine, waar het trouwens ook al niet al te warm meer was. Hij merkte dat zijn oude loc moeite had om vooruit te komen met al die sneeuw op de rails. Gelukkig was de reis bijna ten einde, want hij passeerde het besneeuwde bord van Amsterdam Oost. Steeds langzamer reed de trein het verlaten station binnen en kwam onbedoeld tot stilstand op het eenzaamste perron dat hij ooit gezien had… Inmiddels was de sneeuwbui overgegaan in een hevige sneeuwstorm. Hij zag letterlijk geen hand meer voor ogen en het was overduidelijk dat Amsterdam Centraal vanavond niet meer te bereiken was. Dat was lastig, want hij woonde op een kamer drie hoog achter vlak bij Centraal. Vreemd, dacht hij, nu rijd ik al 15 jaar op deze lijn en nog nooit ben ik hier gestrand in deze witte woestenij. Terwijl hij zijn spullen in de cabine bij elkaar zocht, zijn iets te dunne dienstjas aandeed en zijn uniformpet zo diep mogelijk over zijn oren trok, overdacht hij zijn leven. Hij was opgevoed door pleegouders, waar hij als vijfjarig jongetje naar toe werd gebracht. Alleraardigste mensen hoor, een ouder, kinderloos echtpaar, inmiddels beide overleden, maar er was altijd iets bij hem blijven knagen diep van binnen. Echte vrienden had hij nog nooit gehad en een vriendin vinden was tot nu toe al helemaal niet gelukt. Altijd was er die vraag, waarom heeft mijn moeder mij achtergelaten op het station verderop? Zijn pleegmoeder zei altijd: ze kon niet meer voor je zorgen, ze was een vrouw met veel sociale problemen en geen vaste woon- of verblijfplaats. Maar waarom heeft ze dan nooit meer iets van zich laten horen. Ze zal mij toch wel een klein beetje missen? Dan kreeg hij steevast als antwoord: waarschijnlijk is ze al lang overleden, ze was verslaafd aan alcohol en drugs… Hij stapte de cabine uit, het steen-koude perron op. De jachtsneeuw blies door zijn kleren en hij huiverde van de kou. Er was niemand hier, hij was moederziel alleen op dit verlaten perron. Er reden geen bussen of taxi’s meer, dus dat werd nog een heel eind lopen. Iedereen zat lekker warm thuis op deze kerstavond. Iedereen…? Hij kon zijn ogen niet geloven. Bijna niet te zien, in de sneeuwstorm zag hij iemand schuifelen aan de andere kant van het perron. Dit kon toch niet waar zijn! Welke gek is nu nog buiten, behalve hij dan noodgedwongen?? Met een mengeling van hulpvaardigheid en nieuwsgierigheid liep hij er op af. Dichtbij geko-men zag hij al snel aan de kleding, beter gezegd lompen en een veelvoud van plastic tassen, dat het hier om een zwerver ging.” Moet u nog ergens heen op dit late uur”, vroeg hij. De gestalte draaide zich om en hij keek in het bleke doorgroefde gelaat van een oude vrouw. Ze keek naar zijn dienstkleding, schrok en wilde weglopen, maar hij zei vlug: “nee nee, u hoeft niet bang te zijn, ik wil u alleen maar helpen op deze kerstavond”. Ze keek hem aan en zei met een zachte, nauwelijks hoorbare stem: “niemand kan mij helpen meneer, ik kom hier al 30 jaar, zo vlak voor de kerst”. “Waarom?” vroeg hij. Ze aarzelde even en met bevende stem zei ze: “in 2017 ben ik ergens op een station – ik dacht hier- mijn zoontje kwijt geraakt in de drukte. De politie geloofde mijn verhaal niet en heeft me opgesloten. Het ging toen nogal slecht met mij, ik had geen geld en geen huis. Toen ik weer weg mocht uit de inrichting ben ik mijn kind gaan zoeken… en ik zoek nog steeds…”
De volgende morgen vroeg kwam Mahmut zoals altijd ook -op deze Eerste Kerstdag- als eerste en enige om het perron schoon te vegen. Hij wist niet wat hij zag: op een bankje in een stille hoek zat een oudere vrouw met een jonge man in haar armen, half ondergesneeuwd, dicht tegen elkaar, zo vredig, zo stil, moeder en kind, haar verloren zoon, beiden met een bevroren gelukzalige glimlach op hun gezicht…
Dit verhaal heb ik geschreven naar aanleiding van een waargebeurd, merkwaardig voorval in 2017…
Toon Tankink